Journalistieke zelfcensuur, alle beetjes helpen
Het afgelopen weekend verdrong vakantie vierend Nederland zich op Schiphol. Massaal op weg naar de zon. De reis naar de nationale luchthaven op zich was al een toer. Door controles op de toegangswegen stroopte het verkeer op de snelwegen op en gebruikte menig automobilist sluiproutes om tijdig Schiphol te bereiken, zo berichtten enkele media. Kennelijk ontbrak daar de controle. Op NOS.nl lazen we maandagmorgen dat het treinverkeer tussen Amsterdam en Schiphol vertraging opliep door werkzaamheden aan het spoor. ‘Maar,’ zo vermeldde het bericht ook, ‘de passagiers worden niet gecontroleerd.’
Ai, schiet dan door je gedachten, hoe veilig zijn we eigenlijk? De voordeur wordt zwaar bewaakt, terwijl de achter- en zijdeur wagenwijd openstaan. Dan denk je ook, waarom geeft de verslaggever van de NOS die informatie mee in het bericht? En waarom voert de eindredacteur van diezelfde NOS geen controle uit? Zou hij die zin niet beter kunnen schrappen? Journalistiek gezien misschien een vermeldenswaardig feitje, want daar waar reizigers uit de auto springen en via de snelweg naar de luchthaven lopen, lopen reizigers die met de trein komen, doodgemoedereerd de terminal in.
Toch zal je als journalist de afweging moeten maken: volg je je journalistieke hart of maak je er geen melding van om de kat niet op het spek te binden. Het debat over journalistieke zelfcensuur kwam enkele weken geleden al op gang in de Franse media na de aanslag in Nice. Er is een vorm van zelfcensuur op gang gekomen die een onbedoelde postume ‘verheerlijking’ van terroristen zou moeten tegengaan. Belangrijke media als dagblad Le Monde en nieuwszender BFMTV tonen geen foto’s van terroristen meer. Radiozender Europe 1 laat zelfs het noemen van hun namen achterwege.
Zoals gebruikelijk zijn er onder de experts voor- en tegenstanders van deze aanpak. De een vindt dat zelfcensuur helpt aangezien er terroristen zijn die een bloedbad aanrichten omdat zij beroemd willen worden. De ander is sceptisch en zegt dat jihadisten met hun eigen persbureaus, websites en sociale media de massamedia niet meer nodig hebben. Niets doen dan? Dat getuigt van defaitisme. Bovendien doet zoveel mogelijk terughoudendheid in de berichtgeving over aanslagen de journalistiek geen geweld aan. Sterker, mede uit piëteit met de slachtoffers en de nabestaanden past juist de grootst mogelijke gereserveerdheid van de kant van de media.
Daar waar media al snel spreken over een mogelijk terroristische dreiging, zijn autoriteiten buitengewoon terughoudend in het duiden van de dreiging. De typering terroristisch wordt al helemaal niet in de mond genomen. Toen in april op Schiphol een verdachte rugzak in de vertrekhal werd aangetroffen en een robot van de Explosieven- en Opruimingsdienst moest checken of er mogelijk explosieven in de rugzak zaten, onthield de woordvoerder zich categorisch van het gebruik van het woord ‘explosieven’.
Sinds vrijdagavond vinden op en rond Schiphol extra veiligheidscontroles plaats, nadat ‘een signaal’ van dreiging was binnengekomen met ‘betrekking op de luchthaven’ zoals in het officiële persbericht stond te lezen. Over de aard van het signaal deden de gemeente Haarlemmermeer en de marechaussee geen mededelingen. Dat doen ze nog steeds niet. De maatregelen blijven de komende tijd van kracht. Over wat ‘de komende tijd’ inhoudt, worden eveneens geen mededelingen gedaan.
Controles zijn logisch, want de autoriteiten kunnen het zich niet veroorloven ‘signalen met betrekking op de luchthaven’ te veronachtzamen. Wel zijn we inmiddels vijf dagen verder en blijft de buitenwereld verstoken van nieuwe informatie. Als maatregelen van kracht blijven, zou een grotere mate van mededeelzaamheid over wat gaande is, niet misstaan. De kans op onrust en onbegrip stijgt namelijk als informatie uitblijft. Bovendien bestaat het risico dat wanneer de autoriteiten niet uitleggen waarom het noodzakelijk is de controles van kracht te laten blijven, de angst in de samenleving voor een aanslag eerder toe- dan afneemt.
Categorieën Wat vinden we nog meer?